Neem nu een abonnement op Fintool.nl
De betrouwbare vraagbaak voor financiële dienstverleners.
Abonneren Bekijk alle diensten
24 jan 2025 Nieuws

Familielening en relatiebreuk

[gedaagde] heeft een relatie gehad met de zoon van [eiser] = geldverstrekker = (ouder van zoon). Zij hebben een samenlevingsovereenkomst gesloten op 1 mei 2019. De relatie eindigt en de lening wordt opgeëist, want in overeenkomst is een bepaling opgenomen "...f. bij echtscheiding van schuldenaar of ontbinding van de gemeenschap van goederen waarin hij eventueel is gehuwd; ....".
  • Dagelijkse e-mail nieuwsbrief
  • Kennisbank met 1000+ artikelen
  • Rekenmodellen en downloads
  • Persoonlijk archief
  • Inclusief Permanent Actueel module!!

Partijen verschillen van mening over de inhoud van artikel 5 lid 1 sub f. Volgens [eiser] ziet “of ontbinding van de gemeenschap van goederen waarin hij eventueel is gehuwd” op de beëindiging van de samenlevingsovereenkomst tussen [gedaagde] en [zoon van eiser] en de verdeling van hun gemeenschappelijke vermogensbestanddelen. Volgens [gedaagde] ziet dit artikel alleen op een echtscheiding en is het eindigen van een samenlevingsovereenkomst en verdeling van gemeenschappelijke vermogensbestanddelen geen omstandigheid als bedoeld in artikel 5 lid 1 sub f.

Taalkundig

De taalkundige uitleg van de bepaling ondersteunt het standpunt van [gedaagde] . De term ‘gemeenschap van goederen’ is opgenomen in artikel 1:94 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en ziet specifiek op de situatie van een huwelijk: “Van het ogenblik van de voltrekking van het huwelijk bestaat tussen de echtgenoten van rechtswege een gemeenschap van goederen.”. Over deze gemeenschap van goederen zijn bijzondere regels opgenomen in hoofdstuk 1 van het BW. Voor situaties waarin meerdere partijen gezamenlijk goederen in eigendom hebben maar niet gehuwd zijn, gelden de algemene regels die zijn terug te vinden in Boek 3 BW (art. 3:166 BW en verder). In die artikelen staat niet ‘gemeenschap van goederen’ maar simpelweg ‘gemeenschap’. Ook is de schriftelijke overeenkomst opgesteld op initiatief van [eiser] . [eiser] was daarom in de gelegenheid om duidelijk in de tekst op te (laten) nemen dat niet slechts wordt gedoeld op een echtscheiding, maar ook op het eindigen van de relatie en de samenlevingsovereenkomst van [gedaagde] en [zoon van eiser] . Nu hij dit niet heeft gedaan, ligt het voor de hand artikel 5 lid 1 sub f uit te leggen in het voordeel van [gedaagde] , wat betekent dat de tekst alleen ziet op de situatie van een echtscheiding en de ontbinding van een huwelijksgoederengemeenschap.

De taalkundige uitleg van het artikel is echter niet doorslaggevend. Het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de gebruikte bewoordingen mochten toekennen en op wat zij daaromtrent redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De door [eiser] bepleite uitleg van de bepaling, namelijk dat het eindigen van de relatie tussen [gedaagde] en [zoon van eiser] betekent dat de geldlening direct opeisbaar wordt, kan echter ook op basis van de andere omstandigheden dan de letterlijke tekst niet worden gevolgd. [eiser] heeft aangevoerd dat de geldlening onder voor [gedaagde] gunstige voorwaarden is aangegaan omdat zij een relatie had met [zoon van eiser] . Het is aannemelijk dat dit het geval is, maar dit is onvoldoende om te komen tot de uitleg dat de geldlening opeisbaar wordt door het beëindigen van de relatie tussen [gedaagde] en [zoon van eiser] .

Geen koppeling tussen relatie en lening

Ook heeft [gedaagde] aangevoerd dat als partijen dit waren overeengekomen, zij niet de vrijheid had gevoeld om haar relatie met [zoon van eiser] te beëindigen. Dit is moeilijk verenigbaar met het recht van [gedaagde] om haar leven vorm te geven zoals zij wil (art. 8 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens). Verder is terugbetaling van het gehele bedrag ineens een grote financiële verplichting terwijl de geldlening is verstrekt om een bedrijf over te kunnen nemen. Het ligt niet voor de hand dat een startend onderneemster akkoord zou gaan met een voorwaarde die directe opeisbaarheid mogelijk maakt op gronden waarop zij maar beperkte invloed heeft (bijvoorbeeld het einde van een affectieve relatie). Het is om al deze redenen ook niet logisch om de door [eiser] bepleite uitleg van de overeenkomst te volgen. De door [eiser] aangevoerde omstandigheden kunnen daarom niet tot het oordeel leiden dat de overeenkomst inhoudt dat de geldlening direct opeisbaar is geworden door het einde van de relatie tussen [gedaagde] en [zoon van eiser] .

Geen wijziging van de overeenkomst op grond van onvoorziene omstandigheden (6:258 BW)

[eiser] betoogt dat van hem in redelijkheid niet kan worden verwacht dat de overeenkomst ongewijzigd in stand blijft nu de relatie tussen [gedaagde] en [zoon van eiser] is geëindigd. In zijn meer subsidiaire vordering doet [eiser] in dat kader een beroep op artikel 6:258 BW. Op grond van dat artikel kan de rechter de gevolgen van de overeenkomst wijzigen of de overeenkomst geheel of gedeeltelijk ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden, die zodanig zijn dat ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst in redelijkheid niet mag worden verwacht. [eiser] vordert dat de rechtbank aan het einde van de relatie tussen [gedaagde] en [zoon van eiser] , het gevolg verbindt dat de geldlening opeisbaar is geworden.

De rechtbank is van oordeel dat in het voorliggende geval geen sprake is van onvoorziene omstandigheden die opeisbaarheid van het volledige bedrag rechtvaardigen.

[eiser] heeft aangevoerd dat de overeenkomst tot stand is gekomen op basis van de relatie tussen [gedaagde] en [zoon van eiser] en tot doel had om [gedaagde] en [zoon van eiser] gezamenlijk in een betere positie te brengen. Gelet daarop is een lange looptijd van dertig jaar opgenomen en een lage rente van 3% per jaar. Nu de relatie is beëindigd zijn de waardeverhoudingen tussen de wederzijdse prestaties gewijzigd en ernstig verstoord, aldus [eiser] . Deze redenering van [eiser] gaat mank. Niet valt in te zien dat de waarde van de geldlening is veranderd door het einde van de relatie. [gedaagde] kan nog steeds over de gelden die [eiser] aan haar heeft geleend beschikken en [eiser] ontvangt daar nog steeds rente over. Voor zover het doel was om [gedaagde] en [zoon van eiser] gezamenlijk in een betere positie te brengen, geldt dat het onbereikbaar worden van dat doel niet voldoende is om artikel 6:258 BW toe te passen. Met toepassing van dit artikel moet terughoudendheid worden betracht. De redelijkheid en billijkheid verlangen namelijk dat hetgeen is overeengekomen en op papier is gezet wordt nagekomen. [eiser] stelt dat hij de geldleningsovereenkomst niet, althans niet onder dezelfde voorwaarden, was aangegaan als [gedaagde] destijds niet zijn schoondochter was geweest. Daarmee is het echter nog niet onaanvaardbaar om [eiser] te houden aan de verplichtingen die hij is aangegaan. [eiser] heeft niet gesteld welke onaanvaardbare gevolgen hij ondervindt door de overeenkomst. Dat [eiser] nadelen ondervindt, valt ook niet in te zien aangezien [gedaagde] de overeengekomen rente steeds heeft betaald en dus haar verlichtingen uit de overeenkomst nakomt. Bovendien stelt [eiser] dat hij goed bemiddeld is, zodat ook niet kan worden geoordeeld dat hij het geleende bedrag op korte termijn nodig heeft. [gedaagde] daarentegen heeft onbetwist gesteld dat terugbetaling van het bedrag ineens, terwijl zij daar geen rekening mee heeft gehouden gelet op de overeengekomen looptijd, ervoor zal zorgen dat haar bedrijfsvoering in gevaar komt en dat zij dan de onderneming mogelijk zou moeten verkopen. Daarmee zou [gedaagde] haar inkomen verliezen. De slotsom is dat het verbreken van de relatie tussen [gedaagde] en [zoon van eiser] geen onvoorziene omstandigheid van dien aard is dat niet in redelijkheid van [eiser] mag worden verwacht dat de geldleningsovereenkomst ongewijzigd in stand blijft. Het beroep van [eiser] op artikel 6:258 BW slaagt niet.

Redelijkheid en billijkheid dan? (..)

[eiser] heeft nog een beroep gedaan op artikel 6:248 lid 1 BW, dat inhoudt dat een overeenkomst niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen heeft, maar ook die welke, naar de aard van de overeenkomst, uit onder andere de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien. [eiser] stelt dat de redelijkheid en billijkheid meebrengen dat de instandhouding van de relatie tussen [gedaagde] en [zoon van eiser] vereist was om de lening op de voordelige afspraken en bedingen in stand te kunnen houden. Artikel 5 lid 1 sub f van de overeenkomst zou namelijk volgens [gedaagde] tot stand zijn gekomen in de gedachte dat de verbreking van de relatie een significant ongewenste verandering in de vermogenspositie van [gedaagde] teweeg zou brengen. Dit betoog van [eiser] kan niet leiden tot een toewijzing van zijn vorderingen tot terugbetaling van het gehele bedrag ineens. [gedaagde] betwist dat over de voorwaarden van de geldlening is gesproken, zodat niet kan worden vastgesteld dat artikel 5 lid 1 sub f in de overeenkomst is opgenomen in de door [eiser] gestelde gedachte. [gedaagde] had dit in ieder geval niet zo hoeven begrijpen, om de redenen zoals ook overwogen onder r.o. 4.5. Voor zover er sprake is van een leemte in de overeenkomst die moet worden opgevuld met toepassing van de redelijkheid en billijkheid, komt de rechtbank tot het oordeel dat het niet redelijk is dat [gedaagde] de geldlening ineens moet terugbetalen om de redenen zoals ook overwogen onder r.o. 4.7. Het beroep van [eiser] op artikel 6:248 lid 1 BW zal daarom ook niet slagen.

 

Bron: Rechtspraak.nl

 

Downloads

Downloads zijn alleen beschikbaar voor abonnees. Log graag in of neem een abonnement.

Lees ook…

Schoonfamilie eist vordering op bij ex-schoondochter

Ouders hebben een drietal leningen verstrekt aan de zoon en schoondochter. De relatie tussen zoon en schoondochter is beëindigd. De ouders vorderen de helft van de leningen terug bij de ex-schoondochter.

Familiehypotheek en ex-schoonzoon

Een familiehypotheek kan een mooi financieel instrument zijn. Bij echtscheiding wordt het soms toch wat ongemakkelijker. De schoonouders vorderen een lening terug bij de ex-schoonzoon.

Rubrieken

Dossiers

Opvoerdatum

24 jan 2025

Laatst gewijzigd

24 jan 2025

Adresgegevens

Fintool
Telefoon 085 - 111 89 99
Telefax 085 - 111 88 80
E-mail: info@fintool.nl
KvK 27256668

Fintool bv © 2003/2025. Alle rechten voorbehouden.
Lees graag de leveringsvoorwaarden en het privacy reglement.