Neem nu een abonnement op Fintool.nl
De betrouwbare vraagbaak voor financiële dienstverleners.
Abonneren Bekijk alle diensten
29 jan 2025 Nieuws

Antwoorden op feitelijke vragen wetsvoorstel werkelijk rendement box 3

Staatssecretaris Van Oostenbruggen stuurde de Tweede Kamer de antwoorden op de feitelijke vragen (86 stuks) over de stand van zaken van het wetsvoorstel werkelijk rendement box 3. De vaste commissie voor Financiën heeft de vragen gesteld. Hier onder een selectie uit deze vragen.
  • Dagelijkse e-mail nieuwsbrief
  • Kennisbank met 1000+ artikelen
  • Rekenmodellen en downloads
  • Persoonlijk archief
  • Inclusief Permanent Actueel module!!

Vraag 5 (budgettair neutraal)
In hoeverre komt de budgettaire opbrengst van het dekkingspakket (verlagen van het heffingsvrije vermogen, het verhogen van het forfait over overige bezittingen en het meenemen van huurinkomsten en voordelen als gevolg van eigen verbruik) in gevaar door extra bezwaren naar aanleiding van de tegenbewijsregeling?
Antwoord op vraag 5
Er is rekening gehouden met het toepassen van de tegenbewijsregeling. De budgettaire opbrengst van het dekkingspakket komt hierdoor niet in gevaar.

Vraag 6 (Gebruikers tegenbewijsregeling)
Hoeveel procent van de belastingplichtigen in box 3 gaat naar verwachting gebruikmaken van de tegenbewijsregeling?
Antwoord vraag 6
Het aantal belastingplichtigen dat gebruik zal maken van de tegenbewijsregeling is onzeker. Dit hangt ten eerste af van de werkelijke rendementen die mensen in de toekomst gaan behalen. Daarnaast is onzeker hoe vaak mensen in de praktijk de moeite zullen nemen om van de tegenbewijsregeling gebruik te maken. In de ramingen ga ik er op dit moment vanuit dat vanaf 2025 ongeveer 18% van alle belastingplichtigen in box 3 gebruik zal maken van de tegenbewijsregeling.

Vraag 7 (opbrengstderving bezwaarmakers)
Met welk bedrag wordt de opbrengst van box 3 naar verwachting verlaagd door bezwaarmakers via de tegenbewijsregeling?
Antwoord vraag 7
De geraamde derving als gevolg van de tegenbewijsregeling bedraagt € 10,3 miljard cumulatief voor de jaren 2017-2026. Voor 2027 wordt de derving als gevolg van de tegenbewijsregeling geschat op € 2 miljard. Het uitstellen van het stelsel op basis van werkelijk rendement naar 2028 zorgt daarnaast in 2027 voor een extra derving van € 350 miljoen voor het langer van kracht zijn van het huidige stelsel. Deze cijfers staan in prijspeil 2024. Daarnaast is het arrest van 20 december 2024 nog niet verwerkt in deze cijfers.

Vraag 17 (draagkracht)
Wat zijn de juridische, financiële en maatschappelijke risico’s van het blijven hanteren van het huidige forfaitaire rendement op de korte termijn en eventueel lange termijn?
Antwoord vraag 17
Het forfaitaire stelsel is zeer eenvoudig maar is onrechtvaardig omdat burgers met (sterk) uiteenlopende rendementen hetzelfde worden belast. Hierdoor is het forfaitaire stelsel juridisch onhoudbaar gebleken. Dit is gebleken uit de arresten van de Hoge Raad van 6 en 14 juni 202417 op basis waarvan belastingplichtigen de mogelijkheid gaan krijgen om tegenbewijs te leveren wanneer hun werkelijke rendement over hun gehele vermogen lager is dan het forfaitair berekende rendement. Het huidige forfaitaire stelsel zonder tegenbewijsregeling kan daarom sowieso niet gecontinueerd worden. De tegenbewijsregeling wordt in de Wet tegenbewijsregeling box 3 uitgewerkt.

Echter, het continueren van een forfaitaire regeling met tegenbewijs leidt tot een budgettaire derving in box 3 omdat dit ervoor zorgt dat belastingplichtigen met een lager rendement dan het forfaitaire rendement op hun gehele box 3-vermogen, belast worden op basis van het werkelijke rendement op hun box 3-vermogen en dat belastingplichtigen met hogere rendementen dan het forfaitaire rendement op hun gehele box 3-vermogen belast worden tegen het lagere forfaitaire rendement. Dit zorgt voor een grote jaarlijkse budgettaire derving die gedekt moet worden.

De budgettaire derving als gevolg van het continueren van een forfaitaire regeling met tegenbewijsregeling in box 3 komt terecht bij mensen met weliswaar relatief veel vermogen in box 3, maar wel met lagere gerealiseerde rendementen over dat vermogen dan het forfaitaire rendement. Het is goed te beseffen dat ernaast ook budgettaire opbrengst wordt misgelopen omdat met de forfaitaire regeling huishoudens met hogere dan de forfaitaire rendementen op hun box 3 vermogen effectief lager worden belast over hun werkelijk rendement dan mensen aan wie nu rechtsherstel wordt geboden en alle andere mensen met box 3 vermogen. Ook hierbij gaat het om belastingplichtigen met relatief veel vermogen. Deze mensen hadden al een relatief fiscaal voordeel in box 3 dankzij de forfaitaire regeling en blijven die behouden met de tegenbewijsregeling. Daarmee is sprake van een stelsel dat haaks staat op het beginsel in de inkomstenbelasting om te heffen naar draagkracht.

Vraag 31 (verliesverrekening)
Kunt u aangeven op welke wijze het rendement zal worden berekend met het toekomstige stelsel in box 3 (inclusief voorbeelden en verschillende soorten inkomsten)?
Antwoord 31
Op grond van het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 zal het werkelijke rendement worden belast. Dit werkelijke rendement bestaat uit het directe rendement zoals rente, huur en dividend, waarbij rekening wordt gehouden met aftrek van kosten. Daarnaast bestaat het rendement uit gerealiseerde of ongerealiseerde waardeontwikkelingen (indirect rendement), bijvoorbeeld de waardestijging van aandelen.

Als hoofdregel is sprake van een vermogensaanwasbelasting. Hierbij wordt naast het directe rendement jaarlijks de positieve of negatieve waardeontwikkeling van het vermogen in de heffing betrokken. Als dit leidt tot een verlies, dan zijn de verliezen te verrekenen met box 3-inkomen in toekomstige jaren. Een uitzondering op de vermogensaanwasbelasting geldt voor onroerende zaken en voor aandelen in start-ups. Hiervoor zal een vermogenswinstbelasting gelden, waarbij kort gezegd de vermogenswinst of -verlies pas bij vervreemding wordt belast.
Voor onroerende zaken geldt, zoals hiervoor vermeld, in afwijking van de vermogensaanwasbelasting een vermogenswinstbelasting. Bij het rendement over onroerende zaken is sprake van indirect en direct rendement. Indirect rendement is de vermogenswinst die wordt gemaakt door de waardeontwikkeling gedurende de periode dat de belastingplichtige de onroerende zaak bezit. Deze vermogenswinst wordt in principe aan het einde van de bezitsduur, op het moment van bijvoorbeeld verkoop, belast. Dit kan vanzelfsprekend ook een vermogensverlies zijn. Het belasten van het indirecte rendement werkt voor alle onroerende zaken in box 3 hetzelfde.

Direct rendement is het rendement dat een belastingplichtige jaarlijks behaalt met de onroerende zaak, zoals huur- en pachtopbrengsten. Het directe rendement hoeft niet per se in geld te worden ontvangen, maar kan ook in natura zijn voor het eigen gebruik van de onroerende zaak.
Voor het belasten van het directe rendement is gekozen voor een indeling in drie categorieën, afhankelijk van het gebruik van de onroerende zaak. Er wordt onderscheid gemaakt tussen
(1) een onroerende zaak die nagenoeg het gehele jaar verhuurd wordt (minimaal 90% verhuur),
(2) een onroerende zaak die het gehele jaar niet wordt verhuurd en
(3) gemengd gebruik (de onroerende zaak wordt verhuurd, maar minder dan 90% van het jaar).

In het eerste geval worden de ontvangen huur- of pachtinkomsten belast. Er geldt een kostenaftrek voor onderhoudskosten en andere kosten. Als de onroerende zaak het hele jaar niet wordt verhuurd, wordt deze belast op basis van een vastgoedbijtelling. De vastgoedbijtelling is een vast percentage van de WOZ-waarde waarbij al rekening is gehouden met onderhoudskosten. De vastgoedbijtelling is dus een netto bijtelling, die het voordeel in natura voor de beschikbaarheid voor eigen gebruik belast. Tot slot wordt bij gemengd gebruik gekeken naar zowel de hoogte van de huurinkomsten als naar de hoogte van de vastgoedbijtelling. In dit geval wordt het hoogste van deze twee bedragen belast.

Vraag 35 (Geen kostenaftrek)
Welke mate van complexiteit wordt, gelet op het feit dat gebruik van de tegenbewijsregeling in de situatie dat het rendement lager is dan het forfait zo eenvoudig mogelijk wordt, toegevoegd als het gaat om kostenaftrek (forfaitair of werkelijk) en verliesverrekening?
Antwoord vraag 35
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat bij het bepalen van het werkelijke rendement in het kader van de tegenbewijsregeling geen rekening moet worden gehouden met kosten. Dit met uitzondering van investeringskosten, voor zover deze investeringen leiden tot een hogere waarde van de onroerende zaak. Daarnaast heeft de Hoge Raad geoordeeld dat bij de berekening van het werkelijke rendement in een bepaald kalenderjaar geen rekening kan worden gehouden met positieve of negatieve rendementen in andere jaren (verliesverrekening). Het wetsvoorstel Wet tegenbewijsregeling box 3 zoals voor advies aangeboden bij de Raad van State voorziet daarom niet in kostenaftrek of verliesverrekening. Het toevoegen van kostenaftrek of verliesverrekening zorgt voor een complexiteitstoename.

Vraag 72 (Excessief lenen)
Versoberen mogelijkheden excessief lenen (dekkingsoptie). Met hoeveel wordt het toegestane bedrag verlaagd?
Antwoord vraag 72
Ik ga ervan uit dat gedoeld wordt op de openbaar gemaakte nota van 28 oktober 2024. In die nota is het verlagen van de grens van nu € 500.000 in de Wet excessief lenen als mogelijke optie genoemd om de derving als gevolg van het uitstel van de invoering van de Wet werkelijk rendement box 3 naar 2028 mede mee te dekken. Er is in die nota geen specifieke maatvoering uitgewerkt. Het kabinet heeft gekozen voor een voorlopige technische invulling van de dekking waarbij het forfait op overige bezittingen in box 3 met 1,78%-punt wordt verhoogd, gecombineerd met een daling van het heffingvrije vermogen. In die voorlopige invulling is dus geen wijziging van de Wet excessief lenen voorgesteld.


Bron: Rijksoverheid

Downloads

Downloads zijn alleen beschikbaar voor abonnees. Log graag in of neem een abonnement.

Lees ook…

Toekomstig stelsel box 3

In een Kamerbrief geeft staatssecretaris T. van Oostenbruggen aan dat de voorgestelde Wet werkelijk rendement box 3 alles afwegende als beste optie ziet.

Rubrieken

Dossiers

Opvoerdatum

29 jan 2025

Laatst gewijzigd

29 jan 2025

Adresgegevens

Fintool
Telefoon 085 - 111 89 99
Telefax 085 - 111 88 80
E-mail: info@fintool.nl
KvK 27256668

Fintool bv © 2003/2025. Alle rechten voorbehouden.
Lees graag de leveringsvoorwaarden en het privacy reglement.